 |
Beuk
Fagus sylvatica
Bij deze bekende boom denken we onmiddellijk aan het Zoniënwoud. De brede eivormige bladeren zijn aanvankelijk helder groen en worden donkerder bij het ouder worden. De gele tot roodbruine herfstbladeren blijven tot het voorjaar aan de plant. Onderhevig aan wolluis. |
|
Boswilg
Salix caprea
Zeer goede groeikracht, ook op minder vochtige standplaatsen. Zeer goed
bestand tegen snoeien. In het voorjaar vertoont hij gedurende enkele weken
de zilverkleurige 'katjes'. |
|
Egelantier
Rosa rubiginosa
Bij ons op sommige plaatsen vrij algemene soort, met sterk gebogen
stekels. Verspreidt een tere geur. De bottels zijn oranjerood tot
bloedrood |
|
Fladderiep of steeliep
Ulmus laevis
De fladderiep bloeit in maart en april voor het verschijnen van de bladeren met tweeslachtige bloemen die aan lange stelen hangen. De bloemen hangen aan de twijgen als een bundeltje roodbruine klokjes die fladderen in de wind, vandaar de naam. De helmknoppen zijn rood. De vrucht is een gevleugeld, eirond, gewimperd nootje. De bladeren hebben een zeer scheve bladvoet: de ene bladhelft kan wel tot een cm korter zijn dan de andere bladhelft.
De fladderiep is gevoelig voor de iepziekte, maar doordat de iepenspintkevers de boom nauwelijks aantasten, ontsnapt de boom aan deze ziekte. |
|
Gelderse roos
Viburmum opulus
Sterke groeikracht op alle niet te droge gronden. Witte bloemschermen
met in het najaar scharlakenrode bessen die later zwart verkleuren. |
 |
Gele kornoelje
Cornus mas
Inheemse plant die in de Benelux zijn meest noordelijke verspreidingsgebied kent. De takken zijn grijsachtig geel, maar de jonge takken zijn groen. De gele bloempjes groeien in kleine groepjes. Ze hebben vrijwel geen steel en verschijnen voor de bladeren. De kroonbladen zijn 2 tot 3 mm. De 4 omwindselbladen zijn geelachtig. De eivormige bessen zijn glanzend rood en enigszins sappig. Ze zijn eetbaar, maar hebben een wrange smaak. |
|
Grauwe wilg
Salix cinerea
Verkiest net als de andere wilgensoorten een vochtige standplaats. Van
nature een struikvorm (vorm geen stam). Laat zich goed snoeien. Zelfde
bloeiwijze als de andere wilgensoorten. |
|
Haagbeuk
Carpinus betulus
Niet te verwarren met de beuk. Hiervan te onderscheiden door zijn
dubbel gezaagde bladrand. De haagplant bij uitstek (zeer goed bestand
tegen snoei). Goede groeikracht op alle niet te droge gronden. Diepe
beworteling. Mooie herfstkleuren. Zeer waardevolle soort waarvan de
bladeren geliefd zijn door de meikever. |
|
Hazelaar
Corylus avellana
Vruchtbare vochtige bodems. Bloeit zeer vroeg in het voorjaar met
'katjes'. Lekkere hazelnootjes. Zeer goed bestand tegen snoei. |
|
Hondsroos
Rosa canina
Meest voorkomende wilde roos. De plant heeft overhangende takken. De
rozenbottels vormen een goede vitamine-C-bron. |
|
Lijsterbes
Sorbus aucuparia
Goede groeikracht, ook op arme gronden. Honingplant. Rijkelijke bloei
met oranje bessentuilen in de herfst. Bessen zeer geliefd door de vogels.
Goed bestand tegen snoeien. Heeft rechte diepe wortels. |
|
Eenstijlige meidoorn
Crataegus monogyna
Gedijt op alle bodems, liefst vruchtbaar en niet te droog. In de
volksmond ook gekend als doornhaag. Zeer goed bestand tegen snoei. Na een
rijkelijke bloei in mei, vormt hij donkerrode vruchten. Indien er zich in
de streek problemen voordoen met perevuur: snoeien voor de bloei. |
 |
Olm
Ulmus minor
De gladde iep verkiest vrij droge tot vochtige, voedselrijke bodems van zandleem tot klei; zure gronden worden slecht verdragen. Tijdelijke overstromingen worden getolereerd. Hij groeit heel vaak in houtkanten. de vrucht is een gevleugeld nootje; vleugel ovaal tot omgekeerd eirond en ingesneden tot aan het nootje; kaal; noot ligt niet centraal in de vleugel. |
|
Rode kornoelje
Cornus sanguinea
Prefereert vruchtbare bodems. Bloeit met witte bloemen. De jonge takken
vertonen een typische rode verkleuring in herfst en winter. |
|
Schietwilg
Salix alba
Zeer sterke groeikracht op alle min of meer natte bodems. De knotboom
bij uitstek. Taaie en krachtige plant. In het voorjaar de typische katjes
op de reeds bebladerde twijgen. |
|
Sleedoorn
Prunus spinosa
Gedijt het best op rijke bodems. Belangrijkste doornstruik na de
meidoorn. Overvloedige witte bloei, zeer vroeg in het voorjaar (nog voor
het blad). Vormt uitloper. Blauwe bessen, te verwerken in dranken |
|
Sporkehout of Vuilboom
Rhamnus frangula
Vruchtbare vochtige bodems. Heeft een groenwitte, bescheiden, maar zeer
lange bloeiperiode met in het najaar zwarte besjes. Honingplant. |
 |
Taxus
Taxus baccata
Wintergroene inheemse naaldboom. De naalden zijn1 tot 1½ cm, glanzend donkergroen, van onderen lichter groen, lijnvormig, vlak, toegespitst, schijnbaar in 2 rijen, giftig. De vrucht is een rode, afgeknot ronde, vlezige schijnvrucht van ongeveer 1 cm. De zaden zijn giftig, het vruchtvlees niet.
Taxus staat de laatste jaren in de belangstelling wegens zijn kostbare inhoudsstof baccatine die gebruikt wordt voor kankerbestrijdende medicijnen.
Taxus is tweehuizig, wat betekent dat mannelijke en vrouwelijke bloemen op afzonderlijke planten staan. Enkel de vrouwelijke krijgen rode bessen. In jonge toestand is dit onderscheid nog niet te zien. Eventuele bessen verschijnen pas na enkele jaren.
|
|
Veldesdoorn
Acer campestre
Gedijt best op voedselrijke (leem)grond. Zeer sierlijke bladvorm met
een mooie herfstkleur. Bij het uitlopen van de scheuten in het voorjaar
verkleuren deze helderrood. Goed bestand tegen snoei uitgezonderd in de
periode tussen januari en mei (bloeden). Typische gevleugelde vruchtjes. |
|
Vogelkers
Prunus padus
Gedijt op alle (vochtige) bodems. Witte bloesems, zwarte bessen. Goede
mengsoort, kan echter traag groeiende soorten overwoekeren (snoeien). |
|
Wilde kardinaalsmuts
Euonymus europaeus
Groeit graag op humusrijke en niet te droge bodem. Vormt een rode
doosvrucht met een typische vorm. Mooie herfstkleur, paarse bessen en
groene vierkante twijgen. |
|
Wilde liguster
Ligustrum vulgare
Stelt weinig eisen aan zijn bodem. Vormt witte bloemtoortsen en later
zwarte bessen. Honingplant, veel bijen en nachtvlinders bezoeken deze
plant gedurende de bloei. Vormt een zeer gesloten haag. |
|
Winterlinde
Tilia cordata
Goede groeikracht op vruchtbare en drogere bodems. Zeer waardevolle
soort. Honingplant met zeer geurige bloesems. |
|
Zoete kers
Prunus avium
De wilde stamvader van onze huidige fruitboom (zoete kers en kriek).
Best op vruchtbare grond. Rijke bloei, honingplant die aantrekkelijk is
voor bijen. Lichtgele en rode herfstkleuren. Zeer waardevolle plant. |
|
Zomereik
Quercus robur
Onze belangrijkste en meest duurzame boom. Goede groeikracht (vooral
tijdens de jeugd) op alle gronden. Vormt diepe rechte wortels. Zeer goed
bestand tegen snoei, kan geknot worden. In de winter blijven de bruine
dorre bladeren op de bomen en zijn vaak getooid met galappeltjes. |
|
Zwarte els
Alnus glutinosa
Zeer sterke groeikracht op vochtige tot zeer natte bodems. Groeit in
jeugdig stadium tot 1 m per jaar. Vormt donkerbruine houtige vruchtjes
(elzenproppen) die zeer geliefd zijn door de vogels. Zeer goed bestand
tegen snoei, vaak als hakhoutheester behandeld. |